Deze flowables hadden wel dezelfde vulstof, maar een lager vulpercentage. Daardoor waren de materiaaleigenschappen minder goed dan de spuitbare in compules. In het januari 2014-nummer van TP is uitgebreid aandacht besteed aan deze ontwikkeling (Yara Wolf, ‘De ene flowable is de andere niet’).
Kuraray Noritake is nu ook op de markt gekomen met een flowable: Clearfill Majesty Flow, een universele lijn van vloeibare composieten, geschikt voor alle restauratieve indicaties, van klasse I t/m klasse V. De voordelen van een vloeibare composiet zijn legio. Door de vloei wordt de composiet egaal verdeeld over de te restaureren caviteit. De krimpspanning van een vloeibare composiet komt steeds meer in de buurt van een spuitbare pastacomposiet. Dat was lange tijd een groot nadeel van flowables. Daarnaast is het makkelijker te verwerken. De tip van het spuitje kan namelijk functioneren als modelleertip. Waarom gebruiken we een vloeibare composiet dan toch niet als standaard? Komt het omdat de oude flowables geen hoge druksterkte hadden (maximaal 90 MegaPascal)? De nieuwe universale lijn van Kuraray heeft een druksterkte die zelfs groter is dan 370 MPa en een treksterkte van 150 MPa. Hiermee doen ze niet onder voor reguliere pastacomposieten.
Hoe hebben ze dit voor elkaar gekregen? De vulstof is veranderd en verkleind: het is submicron en bestaat uit bariumglas gemengd met siliciumdioxide dat gesilaniseerd is met kunsthars dat wordt vermalen en toegevoegd als vulstof. Hiermee is het een nanogevulde composiet geworden die ook volledig vrij van is van BisGMA. De spuitjes zijn zo ontworpen dat het materiaal zonder luchtbellen vrijkomt en het is thixotroop gemaakt. Dat heeft als voordeel dat het vloeit bij zachte druk, terwijl de vloei meteen stopt als er op het materiaal geen druk wordt uitgeoefend. Om verschillende vloeibaarheden te hebben, komt Kuraray met drie typen Majesty Flow: hoge vloeibaarheid in groene verpakking, lage vloeibaarheid in een blauwe verpakking en een zeer lage vloeibaarheid in een rode verpakking.
De blauwe verpakking wordt als het meest universeel gezien en deze is verkrijgbaar in 12 verschillende kleuren. De high flow wordt meer geadviseerd als liner in een diepe caviteit of voor het opvullen van luchtbellen. De minst vloeibare heeft ook de laagste thixotrope waarde en is geschikt voor grote restauraties en knobbelopbouwen. Ik heb de composiet getest bij een patiënt met een secundaire cariëslaesie naast een eerdere klasse V-restauratie. Voor dit type restauraties wil ik een lage vloeibaarheid hebben omdat ik deze goed wil kunnen modelleren en daarom kies ik voor een superlow A3 composiet
(afbeelding 1–2). Omdat de spuit in de mond wordt gebruikt, plaats ik de composietspuit in een plastic beschermhoes
(afbeelding 3). Na de anesthesie leg ik een cofferdamklem op de 45 en breng de elementen 45, 44 en 43 onder rubberdam. Ik plaats een extra Brinkerklem op de 43, zodat de rubberdam tot onder de restauratie wordt gedrukt
(afbeelding 4). Met een diamantboor verwijder ik de oude restauratie, waarbij ik deels in glazuur en deels in dentine kom. Ik zorg er tevens voor dat alle verkleuringen zijn weggehaald
(afbeelding 5). De caviteit ets ik vervolgens 10 seconden met fosforzuur en spoel dit grondig weg en droog het element
(afbeelding 6). Als adhesiefsysteem gebruik ik SE Bond van Kuraray: 20 seconden een primer aanbrengen, deze voorzichtig uitblazen en dan de bonding appliceren
(afbeelding 7). Nadat ik deze voorzichtig uitblaas, belicht mijn assistente deze gedurende 3 seconden met de Valo Grand uithardingslamp (Ultradent) op turbostand. Hierna breng ik voorzichtig de superlow vloeibare composiet aan in kleur A3
(afbeelding 8). De composiet vloeit netjes de caviteit in en met de tip van de spuit kan ik deze goed bewerken. Na belichten breng ik extra composiet aan in het meest incisale deel van de caviteit om te voorkomen dat de restauratie te concaaf wordt
(afbeelding 9–12)
Na een tweede belichting breng ik glycerine over de restauratie aan om de inhibitielaag van de composiet uit te harden (afbeelding 13). (Dit is de toplaag van het vulmateriaal die onder invloed van zuurstof niet polymeriseert; door glycerinegel aan te brengen wordt dat contact met zuurstof tegengegaan). Na afronding hiervan is de restauratie makkelijker te polijsten, want de zachte laag hoeft niet verwijderd te worden. Daarna neem ik de rubberdam weg (afbeelding 14).