In de orale implantologie kan het plaatsen van implantaten in de esthetische zone uitdagend zijn. Enerzijds omdat er altijd resorptie van harde en zachte weefsels optreedt na extractie en anderzijds omdat deze restauraties volledig zichtbaar zijn bij praten en lachen.
Over dit onderwerp heb ik in TP een aantal artikelen gepubliceerd, waarbij bleek dat immediaat implanteren betere esthetische resultaten geeft dan met een conventioneel protocol. Toch kan ook dan enige resorptie van de labiale botlamel optreden, waardoor een deukje zichtbaar kan worden. Eén methode om deze resorptie tegen te gaan is de socketshieldtechniek (ook bekend als root membrane techniek of partial extraction therapie), waarbij de wortel van het te vervangen element wordt gesplitst, het palatinale deel verwijderd wordt en het labiale deel in situ blijft. Door de radix niet totaal te verwijderen foppen we het lichaam als het ware en gaan we resorptie van de labiale botlamel tegen. Collega Haakon Kuijt heeft hierover in dit blad in 2014 gepubliceerd. De goede resultaten die hiermee worden verkregen, vergen wel een erg techniekgevoelige aanpak. Collega’s die deze behandeling willen uitvoeren beschikken vaak niet over het juiste type boortjes of missen boortjes met lange schachten om tot ver in de alveole te kunnen komen. MegaGen Implant Company heeft recent maar liefst twee kits op de markt gebracht: zowel de Root-membrane- als de Partial-extraction-kit. Beide kits komen zeer overeen, op een paar kleine verschillen na.
Voor TP test ik de Root-membrane-kit (afbeelding 1) aan de hand van een casus waarbij ter vervanging van de 21 geïmplanteerd moet worden. In deze kit zitten alle boren op volgorde van toepassing en aan de onderzijde van de kit worden alle stappen beschreven. De meeste boren passen in een rood hoekstuk (airrotoren vermijd ik bij chirurgische behandelingen). Vooraf is het belangrijk te weten dat de radix geen tekenen van pathologie heeft. De beste indicatie is mijns inziens een gefractureerde kroon, waarbij geen ferrule meer te behalen is voor een nieuwe kroon.(afbeelding 2–3). Conform het stappenplan boor ik met de eerste boor van occlusaal naar de wortelpunt en splits deze in mesiodistale richting (afbeelding 4–5). Daarna luxeer en verwijder ik voorzichtig alleen het palatale deel van de radix (afbeelding 6–7).
De ideale dikte van het ‘overgebleven’ deel van de radix is 1,5 tot 2 mm, dus slijp ik deze over de hele lengte terug. Ik zorg tevens voor een holle vorm, zodat het implantaat straks goed tussen de palatale wand van de alveole en de radix past (afbeelding 8–10) Een van de complicaties die bij deze techniek kunnen optreden is dat de radix straks door het zachte weefsel heen zichtbaar wordt: een shield exposure. Om dit te voorkomen moet de bovenrand van het in situ gelaten deel van de radix op gelijke hoogte als de labiale botlamel worden gebracht. Met een speciale boor kan de radixrand verlaagd worden zonder dat de gingiva wordt beschadigd (afbeelding 11–12). Nu de shield optimaal is aangepast (afbeelding 13) kan ik de osteotomie in de palatale wand maken en laat ik zoveel mogelijk ruimte aan labiale zijde over (afbeelding 14).
Ik plaats het implantaat (MegaGen AnyRidge) op de prothetisch juiste locatie, zoals ik dat ook conventioneel zou doen (afbeelding 15–16). Er bestaat nog enig verschil van opvatting of de gap tussen implantaat en shield gevuld moet worden met botkorrels. Ter voorkoming van ingroei van soft-tissue doe ik dit wel. Wanneer de primaire en implantaatquotiënt-stabiliteit hoog is, kan ik direct een tijdelijke kroon op het implantaat plaatsen, zij het dat deze dan uit occlusie en articulatie wordt gehouden.
Drie maanden na de chirurgie voer ik een controle uit: het implantaat is zonder complicaties geïntegreerd. De labiale implantaatmucosa is gelijk als bij het buurelement, zonder enig teken van resorptie. De Root-membrane-kit, die gebruikt kan worden met elk implantaatmerk, beoordeel ik als zeer gebruiksvriendelijk. (Irfan Abas)