"Niet zelden grijpt de partner dan in. Soms openlijk, maar vaker in bedekte termen of met alleen voor de behandelaar zichtbare handgebaren, om het daadwerkelijke - uiteraard veel hogere - alcoholgebruik te noemen. Ook in dit geval wordt het er in de spreekkamer meestal niet gezelliger op."
In veel gevallen vraagt iemand die een tandarts, huisarts of specialist moet bezoeken zijn of haar partner om mee te gaan; soms kan het ook een goede vriend of vriendin zijn. In veel gevallen blijft de begeleider in de wachtruimte achter, maar vaak ook zal worden gevraagd of deze mee mag komen in de spreekkamer. Er zijn weinig redenen om niet aan een dergelijk verzoek tegemoet te komen, integendeel. Er kunnen zich zelfs situaties voordoen waarbij het noodzakelijk is om de partner of een andere begeleider in de spreekkamer aanwezig te laten zijn. Denk bij voorbeeld aan een kind of een geestelijk gehandicapte patiënt, maar ook aan taalbarrières die de aanwezigheid van een tolk vereisen. Soms echter leidt de aanwezigheid van een ouder of partner tot een ongelukkige situatie. Enkele voorbeelden.
Bij het gesprek tussen de patiënt en de behandelaar kan het gebeuren dat de partner zich ongevraagd in een discussie mengt, hetgeen door de man of vrouw in kwestie meestal niet wordt gewaardeerd (“Ik kan het zelf ook wel aan de dokter vertellen, bemoei je er niet mee!”). De lezer zal zich ongetwijfeld de sfeer kunnen voorstellen die dan in de spreekkamer kan ontstaan. Een voorbeeld van een iets ander karakter doet zich voor wanneer aan een patiënt wordt gevraagd naar rook- en drinkgewoonten. Het zal wel menselijk zijn dat bij de beantwoording van een dergelijke vraag de waarheid door de patiënt meestal enig geweld wordt aangedaan. Zo kan iemand antwoorden, dat hij of zij 2-3 glazen alcohol per dag drinkt, terwijl het er in werkelijkheid veel meer zijn. Niet zelden grijpt de partner dan in. Soms openlijk, maar vaker in bedekte termen of met alleen voor de behandelaar zichtbare handgebaren, om het daadwerkelijke – uiteraard veel hogere – alcoholgebruik te noemen. Ook in dit geval wordt het er in de spreekkamer meestal niet gezelliger op.
Soms ziet een begeleidende partner zijn kans schoon – het zijn meestal mannen die zich hieraan schuldig maken – om tijdens het spreekuur gewag te maken van zijn eigen bijzondere maatschappelijke of artistieke verdiensten. Ten slotte is er nog de situatie waarbij de partner of begeleider van de patiënt nog ‘even’ aandacht vraagt voor een eigen kwaal. Het is in de sfeer van de spreekkamer dan meestal niet mogelijk de vraag zonder meer van de hand te wijzen. De oplossing, althans de mijne, is dan om zodra duidelijk is dat ‘even’ wat ruimer moet worden opgevat, te vragen een aparte afspraak te maken.
Is er dan ook niet veel plezier tijdens de spreekuren? Ja, heel veel. Dat weegt gelukkig royaal op tegen de hier beschreven kleine ergernissen in de dagelijkse praktijk.
Prof. dr. Isaäc van der Waal (1943) is ruim 45 jaar als kaakchirurg/oraal patholoog verbonden geweest aan het VU medisch centrum/Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam. In deze rubriek doet hij verslag van zijn ervaringen op de meest uiteenlopende gebieden.