Als er in de tandheelkunde over ergonomie wordt gepraat, denk ik al snel aan de basisprincipes van Hokwerda. Het uitgangspunt voor dit artikel is het eerste basisprincipe: ‘Zitten in een stabiele houding met bovenlichaam en hoofd symmetrisch rechtop en een hoek van minimaal 110° tussen boven- en onderbenen’ (afbeelding 1). In de praktijk blijkt dit een uitdaging te zijn. Ik ga de uitdaging aan door de lichaamshouding breder te benaderen dan alleen de zithouding tijdens het behandelen. In dit artikel zal ik beschrijven wat er in mijn ogen nodig is om weer een balans in het bewegingsapparaat te bewerkstelligen en daarmee een goede ergonomie in de hand te helpen. Zowel aan de stoel als in de vrije tijd.
Als je rechtop staat, met je armen ontspannen langs je lichaam, zegt de richting waarop de knokkels van je hand wijzen veel over je houding. In een gezonde stand horen deze van het lichaam af te wijzen (afbeelding 2a). Probeer nu eens de knokkels naar voren te laten wijzen en voel wat er met je schouders gebeurt. Op het moment dat je je handen draait, ontstaat er naast een rotatie in het ellebooggewricht, ook een voorwaartse rotatie in de schouders, met verkorte borstspie ren als gevolg. Op de een of andere manier is het erin geslopen dat bijna alle dagelijkse bewegingen om een voorwaartse knokkelpositie vragen, zoals typen op een toetsenbord, schrijven, het gebruikmaken van een mobiele telefoon of tablet, autorijden, behandelingen uitvoeren als tandarts. Al deze bezigheden bij elkaar opgeteld gedurende langere periode zorgen ervoor dat onze borstspieren vaker kort dan lang zijn. Hierdoor wordt het aannemen van een normale houding vanwege de trekkracht van deze spieren steeds moeilijker. Dat is onder andere te zien aan hoe vaak mensen met hun armen over elkaar zitten. Dat is comfortabeler dan de armen langs het lichaam, omdat de borstspieren hiermee hun zin krijgen. Mijn tactiek om mijn borstspieren tussen de behandelingen door wat op te rekken, is om een tegengestelde beweging te maken, door de knokkels naar achter te laten wijzen op het moment dat ik een patiënt ophaal uit de wachtkamer (afbeelding 2b. Op de afbeeldingen is het verschil te zien wat er met de schouders gebeurt op het moment dat de knokkels een andere kant op wijzen.
Mobiliteit
Dat bewegen gezond is, is niets nieuws. De aandacht werd in het verleden vooral gelegd op conditie- en krachttraining, maar door stijging van de populariteit van yoga krijgt ook het trainen van de mobiliteit en flexibiliteit steeds meer aandacht. Stretchen is een belangrijk onderdeel van een danstraining om zo blessures te voorkomen en bewegingsvrijheid te creëren en te behouden. Om de bewegingsvrijheid in het schoudergewricht te vergroten en het daarmee makkelijker maken om de juiste houding aan te nemen, raad ik de volgende oefening aan. In het voorbeeld is een koord van een badjas gebruikt, maar dit kan net zo goed een handdoek, een riem, een bezem of iets soortgelijks zijn. In het begin is het verstandig het voorwerp breed vast te pakken (afbeelding 3a). In een vloeiende, maar rustige beweging worden de armen omhoog gebracht (afbeelding 3b, 3c), terwijl het voorwerp strak wordt gehouden. Vervolgens achterlangs (afbeelding 3d) door naar beneden (afbeelding 3e). En weer terug. Als dit te makkelijk gaat, kunnen de handen dichter bij elkaar worden geplaatst voor een grotere uitdaging.
De stabiele werkhouding moet mogelijk zijn zonder rugsteun. De rugsteun dient ter ondersteuning, niet als steun en toeverlaat. Het lijkt dat sommigen moeite hebben om deze stabiele zithouding voor elkaar te krijgen. Hier zijn namelijk soepele hamstrings en bilspieren voor nodig. Door gewoontes zoals onderuitgezakt zitten, neemt de lengte en souplesse van deze spieren af. Hamstrings zouden soepel genoeg moeten zijn om comfortabel op de rug te kunnen liggen met de benen omhoog langs een muur (afbeelding 4a). Als dit mogelijk is, weet je zeker dat je zonder spanning recht op de ‘zitbotjes’ kan zitten voor een stabiele basis van de werkhouding. De gevorderde variant betreft dezelfde oefening, maar met geflexte voeten (afbeelding 4b).
De bilspieren kunnen op de volgende manier worden gerekt. Ga op de grond liggen met de linkervoet over de rechterknie (afbeelding 5a). Het rechterbovenbeen kan worden vastgepakt in de knieholte en langzaam naar het lichaam toe worden getrokken, zodat een lichte stretch in de linker bil wordt gevoeld (afbeelding 5b).
Als voldoende flexibiliteit van de hamstrings en bilspieren is verkregen, is het makkelijker om een stabiele basis te creëren voor de werkhouding. Hoe ergonomisch verantwoord de werkhouding ook is, uren achter elkaar zitten is simpelweg niet ergonomisch. Het is een statische houding, waarbij de hoek tussen de benen en de romp zorgt voor korte spieren aan de voorkant van de heup. Het streven is uiteraard om zo ergonomisch mogelijk te zitten, maar om balans in het bewegingsapparaat te bereiken is meer nodig. Het scheelt al om tussen patiëntbehandelingen te gaan staan, zodat de benen en romp weer even in één lijn staan. Het zou echter goed zijn om nog wat meer te doen, zodat met name de voorkant van de heup de mobiliteit behoudt. Als je op je rechterknie gaat zitten (afbeelding 6a) en je je billen samenknijpt, zou je een rek moeten voelen aan de voorkant van de rechterheup. Is dit niet het geval, zet dan je linkervoet wat verder weg naar voren en probeer het dan nog eens (afbeelding 6b).
Een andere uitdaging tijdens het behandelen, maar ook in de vrije tijd, is de stand van het hoofd. Wederom zijn er gewoontes ontwikkeld die er bijna om vragen om een zogenaamde ‘forward head posture’ te ontwikkelen. Het is goed om de nek flexibel te houden door regelmatig rustig rondjes te draaien met het hoofd, maar ik wil stilstaan bij een bepaalde nekspier, namelijk de musculus sternocleidomastoïdeus. Deze spier loopt van schuin achter het oor naar het sleutel- en borstbeen en is wat ingewikkelder om te rekken. In de normale positie van het hoofd (afbeelding 7a) is deze spier relatief lang. Op het moment dat het hoofd voor de as van het lichaam komt te staan, verkort deze spier (afbeelding 7b). De volgende stretch is erop gericht om de m. sternocleidomastoïdeus weer langer te maken. Voor de rechterkant moet de rechterhand op de borst worden geplaatst als tegendruk (afbeelding 8a). Kijk naar links (afbeelding 8b) en kantel het hoofd achterover (afbeelding 8c). De rek moet nu aan de rechterzijkant van de nek, vlakbij de kaakhoek worden gevoeld. Zorg er bij deze oefening voor dat de schouders goed ontspannen zijn. Als dit niet het geval is, kan er pijn aan de achterkant van de nek ontstaan.
9a). Het is de bedoeling dat hand, pols en elleboog contact maken met de vloer. Beweeg nu langzaam een arm omhoog, waarbij het contact met de grond niet verbroken mag worden (afbeelding 9b). Op een gegeven moment voel je dat het kracht kost tussen de schouderbladen. Als het te makkelijk wordt, kan nog meer druk van de hand, pols en elleboog op de grond gegeven worden.
Forceer bij het proberen van deze oefeningen niks. Elke oefening dient rustig en gecontroleerd uitgevoerd te worden, zodat de kans op blessures klein is. Bij pijn is het raadzaam om een professional te raadplegen.
Tot slot
Balans is het sleutelwoord in de training van een danser, maar ook in een goede ergonomie van een behandelaar. Men vindt het logisch om zowel de linker- als rechterkant te trainen in een sportschool, terwijl het er in de dagelijkse bezigheden is ingeslopen dat wij vooral de voorkant van ons lichaam sterker maken en relatief weinig doen met de achterkant. Bij de flexibiliteit is dat precies andersom. Op het moment dat links en rechts, voor en achter even sterk en even flexibel zijn, wordt het steeds makkelijker om een goede ergonomische houding aan te nemen, zonder dat het als zwaar of vermoeiend wordt ervaren.
Met dank aan het fotomodel van dit artikel, Milou Anna Middendorp, professioneel danseres en dansdocent bij Dijkmansport te Groningen.