En daar rijd je dan, kind 1 naast je op zijn eigen megacoole fiets en kind 2 vóór je op zo’n bijzit-zadeltje. Met de beentjes over de bagagedrager heen want anders kun je niet sturen en heb je een paar geplette knieën.
Door het wilde, woeste centrum van Groningen. Nou kan kind 1 al best aardig fietsen en heeft het ook al aardig verkeersinzicht, toch moet je die wel een klein beetje coachen als je over de Vismarkt fietst met allemaal voetgangersspul voor en naast je, fietsers die de verkeerde kant op rijden en marktlui die er ook nog tussendoor willen. Dus ik, met in mijn achterhoofd dat plaatje op die Ivoren Kruis-folder over tandletsel – zo’n crossfietsje dat op de grond ligt terwijl het wiel nog draait, het dentaal getraumatiseerde kind discreet uit beeld gehouden – met mijn nazaten door de stad. En dan moet ik constateren dat er ook bij ons horken zijn. Ik roep altijd dat het hier in het Noorden zo gemoedelijk is. En dat is ook zo, want de afgelopen 22 jaar dat ik hier zit, heb ik bijzonder weinig hufterig gedrag meegemaakt. Maar vorige week kwam het er toch van.
Ik laveerde dus met mijn kind naast me langzaam voorwaarts tussen alle obstakels door die ik net noemde. En ik was voluit ‘positief aan het re-inforcen’ natuurlijk. Ik hoorde al een keer wat gemopper achter me, maar toen we op een goed moment moesten wachten voor een voetgangersoversteekplaats kwam er een mevrouw vloekend rechts voorbij fietsen, rakelings langs kind 1. Ik vroeg met een stralende glimlach of mevrouw in kwestie misschien een beetje erg veel haast had omdat ze én gas gaf voor een voetgangersoversteekplaats waar een heel cohort net aan het oversteken was, én dan ook nog rechts inhalend in een bocht langs een kind dat ik probeerde zonder aangezichtstrauma door deze jungle te loodsen. Ik kreeg een vernietigende blik en een term die ik hier niet zal noemen naar mijn hoofd geslingerd.
En hoe onvolwassen was ik, dat ik het niet kon laten te vragen of ze altijd zo lekker chagrijnig was of dat ze dat speciaal voor mij deed. Ze siste nog iets lelijks en vervolgde haar weg. Ik mopperde nog wat en parkeerde mijn fiets en die van kind 1. Ik ging er nog steeds vanuit dat ik me heel goed had gedragen en een goed voorbeeld had gegeven door niet fysiek te worden en niet ordinair te gaan schreeuwen. Eigenlijk was ik best content met mezelf.
Maar toen we in het cafeetje zaten waar we even gingen koffie-en, zei kind 2 triomfantelijk tegen zijn vader die juist aanschoof: ‘Mama heeft ‘trut’ gezegd!’
Marleen de Groot is tandarts, heeft een eigen praktijk in Groningen en zit in de redactie van TandartsPraktijk (TP).