Carcinomen van het wangslijmvlies (buccale mucosa) kunnen zich als wratachtige, opgeworpen, onregelmatige tumoren presenteren, en zich ontwikkelen uit een leukoplakie. Deze tumoren komen vaker voor bij tabakspruimers en sigarenrokers en groeien in latere stadia door de wang naar buiten en/of in de gingiva en het bot van boven- of onderkaak.
Gingiva- en palatumcarcinomen
Wanneer er nog gebitselementen aanwezig zijn, dreigt bij kleine carcinomen van de gingiva verwarring met tandvleesontsteking of parodontitis. Indien er ook maar enige verdenking op een maligne tumor bestaat, moet geen extractie worden verricht. Niet alleen wordt dan onnodig tijd verloren, maar er ontstaat ook een grotere kans op ingroei in de tandkas en in het bot.
Het oppervlakkige, erosieve slijmvliesdefect of de leukoplakie en/of erytroplakie veroorzaakt zelden pijn of andere klachten. Lokale pijn ontstaat pas bij verdere ulceratie en doorgroei in de omgeving. Dit maakt het enigszins begrijpelijk dat sommige patiënten lang met een relatief grote tumor in de mondholte kunnen blijven rondlopen, ogenschijnlijk zonder klachten, en dat de afwijking in het beginstadium niet als potentieel gevaarlijk wordt herkend. Ingroei in de onderliggende spieren kan leiden tot een verlies van mobiliteit, zoals stoornissen bij het kauwen, slikken en spreken. Dit kan gewichtsverlies en kwijlen tot gevolg hebben.
Inspectie van de mondholte
Ingroei in de kauwspieren kan een trismus (kaakklem) veroorzaken. Gingiva- en palatumcarcinomen zijn bij uitstek tumoren waarbij problemen met het gebit zoals bloedend tandvlees, het los gaan staan van gebitselementen of het niet meer passen van de gebitsprothese zich als eerste verschijnselen voordoen. Niet een tandvleesbehandeling of het bijwerken of vernieuwen van de prothese, maar een goede inspectie van de mondholte, eventueel gevolgd door een biopsie van een suspecte afwijking, is dan aangewezen. Reeds in een relatief vroeg stadium groeien deze tumoren (fig.) door in het bot van onder- of bovenkaak. Infiltratie in de mandibula met uitgroei in de canalis mandibulae langs en in de n. alveolaris inferior kan zich klinisch uiten in een hypesthesie in het verzorgingsgebied van de n. mentalis (lip).
Een tumor in de mondholte kan uitstralende pijn naar het oor veroorzaken (fig.); gewoonlijk is er dan al infiltrerende groei. Het is dan ook altijd nuttig bij een oudere patiënt met een dergelijke klacht ook de mondholte goed te inspecteren.
Pijn in het oor is mogelijk ten gevolge van de reflex n. lingualis → ganglion Gasseri → n. auriculotemporalis.
Soms is de eerste klacht waarmee de patiënt zich meldt de klierzwelling in de hals, veroorzaakt door de metastasen van de tumor in de mondholte.
Bron en beeld: Leerboek oncologie, Hoofdstuk 16, Hoofd-halstumoren.